Zeg jij ‘twintig-twintig’ of ‘tweeduizend-twintig’ als je het over het nieuwe jaar hebt? De meeste mensen zeggen nog ‘tweeduizend-twintig’, maar dat lijkt nu al langzaam te veranderen.
Jaartallen als 1920 en 1960 zijn we gewend uit te spreken als ‘negentien-twintig’ en ‘negentien-zestig’. We zeggen niet zo vaak ‘negentienhonderd-twintig’ en ‘negentienhonderd-zestig’. Het is daarom logisch om ook ‘twintig-twintig’ te zeggen, beweren sommige mensen. Fout, zeggen anderen, want 2020 is geen verkorte versie van ‘twintighonderdtwintig’. Hier discussiëren allerlei mensen over die vraag.
Misschien is het niet zo belangrijk om te discussiëren over de logica. Het belangrijkste is wat mensen uiteindelijk, logisch of niet, aan het eind van dit jaar zullen zeggen. De uitspraak ‘twintig-twintig’ zal dan waarschijnlijk populairder zijn geworden dan nu.
Zo gaat het eigenlijk steeds als er iets nieuws opduikt. In het begin weten de mensen nog niet precies hoe ze het moeten noemen. Ze gebruiken dan verschillende namen voor een nieuwe uitvinding (of een nieuw jaar). Uiteindelijk wint meestal een van die namen. Niet omdat dit de beste naam is, maar omdat de meeste mensen nu eenmaal voor die vorm kiezen. Daarmee wordt het dan dé naam voor de nieuwe uitvinding of het nieuwe verschijnsel.
Vragen en opdrachten
Bekijk de discussie op de site van Onze Taal. Beantwoord vraag 1 eerst voor jezelf en bespreek je antwoord daarna in de klas.
1 Wat denk jij dat de meeste mensen uiteindelijk zullen zeggen: ‘twintig-twintig’ of ‘tweeduizend-twintig’? Licht je antwoord toe.
Voer opdracht 2 uit met de hele klas.
2 Doe een stemming met de klas. Welke optie krijgt in jouw klas de meeste stemmen, ‘twintig-twintig’ of ‘tweeduizend-twintig’?
Kijk voor de antwoorden in TLPST nr. 64
Bron: TLPST nr. 64
Wil je meer weten over onze methode Nieuw Nederlands?
Naar de website